Publisher's Synopsis
Men verdrong zich in de, tot kleedkamer ingerichte, eetzaal. Voor een psyche stond Frederique Van Erlevoort, met loshangende haren, zeer bleek onder een dunne laag poudre-de-riz, de wenkbrauwen als door een enkele penseelstreek zwarter getint. -Haast je dan toch, Paul! We komen niet klaar! zeide ze, een weinig ongeduldig, met een blik op de pendule. Voor haar knielde Paul Van Raat, en zijn vingers plooiden een langen, ijlen sluier, van goud en karmozijn, als een draperie om haar middel. De stof wolkte op het roze fond van haar onderkleed; haar hals en armen waren, sneeuwwit van de veloutine, vrijgelaten en flonkerden in den glans van, door elkander gestrengelde, snoeren en ketenen. -O, wat een tocht! Hou toch de deur dicht, Dien! gilde Paul een oude meid na, die bevracht met eenige japonnen, de kamer verliet. Door de open gelaten deur zag men gasten, gerokte heeren en licht gekleede dames; zij begaven zich langs de aralia's en palmen van den corridor naar de groote suite; zij glimlachten om de oude meid en wierpen een steelschen blik naar binnen. Allen schaterden om die verrassing, dien blik achter de coulisses; alleen Frederique bleef ernstig, in het bewustzijn, dat zij de waardigheid eener antieke vorstin had op te houden. -Haast je toch, Paul! sprak zij, bijna smeekend. Het is al over half negen! -Ja, ja, Freddy, wees maar niet bang, je bent al klaar! antwoordde hij, en handig schikte hij eenige juweelen tusschen de gazige plooien harer draperie. -Klaar? vroegen Marie en Lili Verstraeten, uit de kamer komende, waar de estrade was opgeslagen: een geheimzinnige verhevenheid, als uitgewischt in een halfduister. -Klaar! antwoordde Paul. En nu, alsjeblieft kalmte! vervolgde hij, terwijl hij zijn stem verhief en gebiedend in het rond zag."